De anterolaterale instabiliteit komt vrijwel altijd voor in combinatie met letsels van de voorste kruisband. In het verleden (jaren ’80) werden naast de centrale reconstructies van de voorste kruisband veelal met het centrale 1/3 deel van de patellapees, ook zogenaamde augmentaties aan de buitenzijde van de knie verricht. Vooral vanuit de Lyonese school in Frankrijk werd deze techniek gepropageerd. De Dejour-Lemaire plastiek en Insall-Lemaire plastiek waren lange tijd de technieken van eerste keuze in de jaren ’70 en ’80, destijds een open procedure met een behoorlijke huidsnede (en dientengevolge ook infecties!). De bekendste geïsoleerde augmentaties zijn de MacIntosh-plastiek en de Lemaire-plastiek. In deze augmentaties werd gebruik gemaakt van een strip van de tractus iliotibialis die aan de buitenzijde van het bovenbeen verloopt en zijn aanhechting vindt ter plaatse van het tuberculum van Gerdi aan de buitenzijde van het scheenbeen gelegen schuin boven de aanhechting van de kniepees (tuberositas tibiae).
Vanaf de jaren ’90 werd de techniek minder toegepast omdat in de praktijk bleek dat de plastieken laks werden terwijl bij de te strakke plastieken een snelle artrose werd gevonden in het laterale compartiment van de geopereerde knieën. Bovendien was de ontwikkeling van de arthroscopische technieken zodanig ver ontwikkeld dat operaties met kleine sneden en steekgaatjes in de huid werden verricht. Na reconstructie van de voorste kruisband met de huidige technieken waarbij gebruik wordt gemaakt van de patellapees of de hamstrings, enkelbundel of dubbelbundel (techniek ontwikkeld door de amerikaanse orthopedisch chirurg dr. Fu), wordt soms nog een rotatoire instabiliteit ervaren door de patiënt ondanks de bevindingen bij het stabiliteitonderzoek van de knie waarbij de knie voorachterwaarts wel stabiel imponeert. Letsel van het anterolaterale ligament (ALL) kan daar de oorzaak van zijn als de overige testen (Lachman en Lelli test) negatief zijn.